BELGISCHE CONTRUCTEURS DOOR DANIEL ABSIL

A B C D E F G H I J K L M O P Q R S T U V W X Y Z

 

DANNEELS   1904
Slijpstraat – Gent

Een Gentse industrieel die onder licentie van ROCHET (PARIJS) auto’s bouwde voor België, Nederland en Groot-Brittanië.

 

 

D’AOUST (Automobiles J. D’AOUST)  1912-1927

Bollinckxstraat straat, 26 in Anderlecht (1908-1921) 
Gentsesteenweg, 206 in Berchem-Ste-Agathe (1921-1927)

Jules AOUST begint in 1908 met een reparatieatelierdaoust1Jules D’Aoust startte in 1908 met een reparatieatelier. Met de hulp van zijn medewerker LAMACQ, start hij in 1912 met de automobielbouw, hij bouwt een kleine reeks goed afgewerkte wagens, uitgerust met motoren uit Frankrijk (Chapuis-Dornier; Aster en Colange). Niet lang voor 1914 komt D’Aoust met een stevige en snelle auto, aangedreven door een zelf ontwikkelde motor: een 4 cil. (65 x 140) van 10/14 pk met zijkleppen en iets minder dan 2 l inhoud.Zijn activiteiten, onderbroken door de oorlog, worden hervat in 1919, in die periode wordt gestart met de productie van enkele commerciële voertuigen (lichte bestelwagen met 750 kg laadvermogen en vrachtwagen van 2 ton). Eind 1920 stelt D’AOUST een volledig nieuwe auto voor: een 16 PK van drie liter, 4 cil. (90 x120) met bovenliggende nokkenas die, gebouwd voor de competitie, “Circuit de Corse” zal worden genoemd.

In die tijd verhuist hij ook naar SINT AGATHA BERCHEM.
De 10/14 PK met zijkleppen, die in 1914 werd ontworpen, blijft het paradepaard van de firma, en het model wordt in twee versies gebouwd: een normale versie (65 x 140) en de 2 liter Sport (67,3 x 140), die in een korter en lichter chassis is ingebouwd, vanaf 1924 zijn beide modellen met remmen op de vier wielen uitgerust.

In 1923 komt D’AOUST met twee nieuwe kleine sportwagens, een 6PK zijklepper, waarschijnlijk met een motor van SCAP (61 x 94), die met een 3 en 4 versnellingsbak kan worden uitgerust, remmen rondom heeft en 105 km/u snel is.In 1924 komt ook een speciale D’AOUST uit, aangedreven door een HISPANO-SUIZA 8 cil. in V vliegtuigmotor met een cilinderinhoud van 9,4 l. De firma D’AOUST sluit in 1927 echter de deuren zodat wat men intussen al de “Belgische Bugatti” was gaan noemen omwille van zijn stevigheid en afwerking, van de markt verdween. Ook al werden er, tijdens een korte periode na 1927, nog enkele D’Aoust auto’s gebouwd met de onderdelen die nog in voorraad waren.

Jules D’AOUST deed ook wel eens aan competitie: vanaf 1914 nam hij deel aan de Meeting van OOSTENDE in de wedstrijden van 20 km met vliegende start, en aan de Meeting van BOULOGNE, in 1922 aan de recorddag van OOSTMALLE, in 1923 aan de heuvelklim van WAVER, in 1924 aan MONTHLERY en in 1926 aan de “Grand Prix des Frontières” van CHIMAY, om de belangrijkste wedstrijden te noemen

 

 DASSE 1894-1934/1956
Automobiles Gérard DASSE, rue de Dison, vervolgens rue David, 50/61 te Verviers 

na 1920: rue de Battice – Verviers 1927 S.A. AUTOMOBILES DASSE
1927 SA AUTOMOBILES DASSE

Gérard DASSE richtte in 1882 in VERVIERS een werkhuis op voor sanitaire en elektrische installaties. Hij bouwde zijn eerste auto in 1894: het ging om een kleine driewieler (een enkel sturend voorwiel en twee aangedreven achterwielen), geïnspireerd op de BENZ. Hij werd aangedreven door een horizontale monocilinder van 2,5 pk met riemaandrijving. Andere driewielige modellen volgden in 1896 en 1897 – maar nu met twee voorwielen en een enkel achterwiel (het spatscherm van het achterwiel was tevens waterreservoir). In 1898/1899 bouwt DASSE zijn eerste vierwielige auto, die in verschillende versies zal worden gebouwd (motor voor- of achteraan, gelijke of ongelijke wielen, riem- of kettingaandrijving, cardanaandrijving volgt pas in 1902).

De productie van Gérard DASSE is groot in de eerste vijftien jaar van de vorige eeuw: hij stelt een honderdtal mensen tewerk en produceert meer dan honderd voertuigen per jaar, de “DASSE” worden tot in Zuid- Amerika verkocht en de 3 cil. 15 pk die in 1905 werd voorgesteld, zal in licentie worden gebouwd door de Duitse firma DURKOPP (onder de naam DURKOPP-DASSE), die het voertuig vooral als taxi verkoopt.

Gérard DASSE laat een elektrisch ontstekingssysteem met stroomverdeler, bobijn en batterij patenteren (te vergelijken met dat van Delco) evenals een speciale transmissie op basis van cardans. Hij laat zijn auto’s deelnemen aan verschillende sportieve wedstrijden, zoals aan de heuvelklim van MALCHAMPS, waar een DASSE de PILETTE beker wint aan een gemiddelde van 72 km/u. De elegante ronde radiator, een typisch kenmerk van het merk in die periode, wordt in 1914 vervangen door een meer ovaal type..
Gérard DASSE laat een elektrisch ontstekingssysteem met stroomverdeler, bobijn en batterij patenteren (te vergelijken met dat van Delco) evenals een speciale transmissie op basis van cardans. Hij laat zijn auto’s deelnemen aan verschillende sportieve wedstrijden, zoals aan de heuvelklim van MALCHAMPS, waar een DASSE de PILETTE beker wint aan een gemiddelde van 72 km/u. De elegante ronde radiator, een typisch kenmerk van het merk in die periode, wordt in 1914 vervangen door een meer ovaal type.

Wat de productie van voor 1914 aangaat, onthouden we vooral:
1904 presentatie in Brussel Tentoonstelling van modellen 2 cyl. 16 pk en 4 cyl. 24 pk zijklepper en de cilinderkop T-box en drie-speed cardanas (patent DASSE), waarvan de lijst gevormd blad had de originaliteit om een ​​enkele dwarse veer ophanging als voorheen en een flexibele aandrijfas een bundel van dunne staven;
1905 drie-cilinder 15 pk;
1911: vijf modellen 4 cyl. 12.16, 24, 30 en 50 pk, allemaal met cardan-as;
1913 model met een motor zonder kleppen, roterende verdeler.

Gérard DASSE sterft in het begin van 1920 en zijn zoon Armand en Iwan, die zo op straat Battice Verviers om de productie voort te zetten, maar tegen een gereduceerd tarief te verplaatsen:
1921 type A 12 pk modellen met kant kleppen en vering en het type cantilever B 20 pk uitgerust met een prachtige motor nokkenas hoofd, geschorst door semi-elliptische veren, en drie kegel koppeling en de versnellingsbak radiator windjack productie van ongeveer 20 voertuigen per jaar);
1923 goedkeuring van de remmen op alle vier de wielen;
1925 nieuw model 6 cyl, de “Zes” (gebouwd in kleine aantallen tot in de late jaren 1920, toen volgorde) ..

Geconfronteerd met de instroom van particuliere voertuigen van buitenlandse afkomst, de DASSE firma behandeld ook mechanische hoofden aan de bouw van bedrijfsvoertuigen (bestelwagens 1.500 kg motor 12cv 1922) en vrachtwagens met motoren dan American Type 8 cil. Lycoming 4 en 6,8 L verplaatsing.
Zo DASSE uitgegroeid tot leverancier van het Belgische leger en de vrachtwagens en bussen circuleren, met name in de regio Verviers tot 1936.

In maart 1927 verandert het bedrijf zijn naam en wordt de SA AUTOMOBILES DASSE in samenwerking met verschillende industriële Verviers. De constructie van auto’s gestopt in de vroege jaren dertig.

DASSE in 1934 werd agent van Amerikaanse auto’s NASH telde toen Jules Miesse, productie in licentie Imbert hout gasgeneratoren en uitrusting van het chassis truck MAN Diesel motor. Het bedrijf zal tijdens het onderhoud van voertuigen en fijnmechanica verwerken tot maart 1956, toen het autobedrijf DASSE worden geliquideerd.
Armand DASSE stierf een beetje later, in oktober 1956 en zijn broer Ywan in 1964.

 

 DECHAMPS (Baudouin à partir de 1904)     1896-1906
1898 SA HP DECHAMPS Ateliers – Rue Frère Orban, 31 – Brussel 

1899 SA des Moteurs et Automobiles Dechamps – Bd Baudouin, 38 Zangersstraat, 49 in Brussel
1903 SA Construction Mécanique et Automobiles

De “SA des Ateliers H.P. DECHAMPS ” werd op 15 oktober 1898 opgericht met een kapitaal van 100.000 F.
In maart van het jaar daarop presenteert ze in BRUSSEL een driewieler De Dion-Bouton 1 3/4 pk met een prijs van 1.850 BEF en een kleine tweezitter met een vooraan gemonteerde, luchtgekoelde 2 cil. DECHAMPS motor van 3 pk (drieversnellingsbak, kettingaandrijving) en met een schuin geplaatst stuurwiel. Vele onderdelen waren toen afkomstig van de Usines Soleil uit LUIK. De productie omvatte ook een 2 cilinder 6 pk 4 plaatsen break-model, waarop ook een laadplateau kon worden gemonteerd.

Op 31 december 1899 wordt de “S.A. des Moteurs et Automobiles DECHAMPS” opgericht, die een onderdak vind in ruimere gebouwen gelegen Boudewijnlaan 38 en Zangerstraat 49 te BRUSSEL..
De nieuwe onderneming, onder leiding van de h. Van de VINNE, verhoogt het kapitaal tot een miljoen frank, kent een zekere uitstraling en verkoopt auto’s in Engeland en in Frankrijk, waar het in PARIJS wordt vertegenwoordigd door ROCHBRAULT ET TORCHON. Deze Belgische firma bouwde de meeste onderdelen voor zijn auto’s zelf, dat was eerder zeldzaam voor die tijd, en zou de eerste zijn geweest die een elektrische starter aanbood.

Van 1900 tot 1902 zag de productie van DECHAMPS er als volgt uit
1900: een kleine tweeplaatser (2 cil. 4,5 pk, luchtgekoeld, drieversnellingsbak) – een kleine auto met vier plaatsen (2 cil, 8 pk); een driewieler met DECHAMPS monocilinder van 2 3/4 pk;
1901: lichte auto’s met ééncilindermotor van 6 pk en tweecilindermotor van 12 pk met een chassis waarop verschillende carrosserietypes werden gebouwd (Duc, Wagonette, Engelse koets, Sport, bestelwagen) en racewagens met viercilindermotor 20 pk en vierversnellingsbak (in 1901 namen ze deel aan de wedstrijd PARIJS-BERLIJN en in 1902 aan het “Circuit des Ardennes” en PARIS-VIENNE);
1902: monocilinders van 7 pk; 2 cil. 8pk en 4 cil. van 14 en 16 pk.

In 1903 wordt de firma overgenomen door de Britse onderneming “International Automobile Manufactoring CI Ltd” en wordt de naam veranderd in “S.A. de Construction Mécanique et d’Automobiles”. De productie van 2 cil. 9/10 pk, 4 cil. van 14 en 18 pk met vierbak en kettingaandrijving werd voorlopig verder verkocht onder de merknaam DECHAMPS. Vanaf 1904 wordt dat “BAUDOUIN”, auto’s met 4 cil. van 15 en 25 pk en vierversnellingsbak, die zullen worden gebouwd tot in 1906.

Voor het eerst hadden de motoren een bovenliggende nokkenas, de chassis waren van ARBEL, naar keuze uit staal of uit versterkt hout. Het was de firma DECHAMPS-BAUDOUIN die in 1904-1905 de “Direct”, ontwikkeld door Robert GOLDSCHMIDT, probeerde te vermarkten. Het was een auto met als bijzonderheid dat hij geen versnellingsbak had, maar een gesegmenteerde koppeling, die de motor rechtstreeks in verbinding stelde met de transmissieas, die op zijn beurt de achterwielen aandreef via kettingen

 

DE COSMO (DE COSMO & Cie)     1903-1908
straat van de Oude Berg, 20 – Luik

Op de Italiaanse COSMO, na het passeren van de FNDE HERSTAL hij vertrok in 1903, richtte zijn eigen bedrijf Zijn eerste modellen coming out in 1903 met lounges Brussel, Londen en Parijs zijn twee grote 4 cyl. gegoten in paren (24/30 pk en 30/35 pk) gestempeld op het chassis, drie-speed box en cardanaandrijving. Zij zullen enig succes te ervaren en zal onder de naam “Wilkinson-COSMO” in Engeland worden geïmporteerd.

In 1906, COSMO product naast de 4 cil. 24/30 pk juni 1 cil. (112 x 140) met 4 versnellingen en kettingaandrijving van 40/50 pk en 45/55 pk, het aankondigen tweede afslag vrachtwagens, bussen en boten. Zijn laatste auto’s zullen worden uitgerust met ronde radiatoren (style Delaunay-Belleville). Geconfronteerd met een te hoge productiekosten, zal het bedrijf activiteiten te staken in 1908. Anecdotally, zal COSMO DE tijdgenoten te herinneren dat, onder de ogen van voorbijgangers, hij één van de auto’s van de trap Plaats Notger in LUIK (!).

DE COSTER  1898
Thielt

De broers en H. J. Decoster, groot- en detailhandel in fietsen en tandems IRIS merk alsmede onderdelen en accessoires, gebouwd in 1898 om een ​​aantal karren VAN DION motor (drie- en vierwielers).

de LAMINNE-DUCHENE   1907
The Knight LAMINNE deelgenomen in 1907, het besturen van een auto “in LAMINNE-DUCHENE” engine 4 cyl. (Waarschijnlijk een gewijzigde Belgische Rochet-Schneider) in verschillende wedstrijden, met inbegrip van 27 juli 1907 op het Circuit des Ardennes, vrije vorm, en 15 september 1907 aan de SPA-Malchamps Coast Race (snijden Pilette).

DELECROIX     1897-1899
De DELECROIX monteur karren gebouwd in 1897 op de markt gebracht in eind 1898 waren er kleine machines motor en de achterwielaandrijving buizenframe zonder opschorting.
In 1899 begon hij een paar auto constructie, de motor vier voorstoelen (eencilinder motor verticaal 3 1/2 pk) met een ketting. Is ook gecrediteerd met het ontwikkelen van een golfkar motor De Dion tweeling kan, naar believen, om terug naar beneden.

DELIN (Usines DELIN Soc. anonyme, Fabrique d’Automobiles et cycles)     1898-1902
Vismarkt 7 – Louvain

delin_1901

J. DELIN richtte in 1890 een werkhuis op voor de bouw van fietsen van het merk DERBY, de zaken gingen goed en in 1898 werd ze omgevormd tot de N.V. DELIN met 4.000 m² atelier en 250 werknemers (smederij, atelier voor de constructie van velgen, atelier voor automechaniek, lakkerij, bekleding, emaillage, vernikkelen en voor de bouw van fietsen).

Vanaf 1899 bouwde DELIN verbrandingsmotoren volgens het Franse système LOYAL en stelt op de tentoonstelling van BRUSSEL een Duc voor met 2 cil. LOYAL, luchtgekoeld en met frictiekoppeling..
In maart 1900 wordt een kleine auto, type Victoria voorgesteld, aangedreven door een DE DION van 2,5 pk met voorwielaandrijving, de firma bouwt ook een driewieler met 2,5 pk en een motorfiets met 1,75 pk en cardanaandrijving

DELIN gaat zich vanaf 1901 toeleggen op meer klassieke voertuigen, de motor drijft de achterwielen aan via een enkele ketting: een tweezitter (met 2,75 pk motor) en verticale stuurstang; een vierzitter (4 pk); een “tonneau” met vier plaatsen (8 pk) en een bestelwagen (4 pk), de drie laatstgenoemde modellen hadden reeds een hellende stuurstang.

In januari 1902 beslissen de beheerders, geconfronteerd met de nood om grote investeringen te moeten doen, om de firma DELIN te ontbinden, ook al is de financiële situatie van het bedrijf gezond. De outillering wordt overgelaten aan ingenieur Eugène

DEMASSEZ Frères     1900
Vermoedelijke constructeur van voertuigen

DEMATI     1937-1939
rue Gray 154, Elsene

In 1937 richten de hh. DEFAY, MATTHYS en TIMBERMAN samen het merk DEMATI op. Eugène MATTHYS was een ervaren carrossier. Hij was de man achter het carrosseriebedrijf MATTHYS Frères et OSY die begin van de twintiger jaren mooie koetswerken bouwden op Voisin, Bignan en Imperia chassis. Imperia nam de carrosserie MATTHYS Frères et OSY over in 1928

Een prototype van een licht voertuig DEMATI werd voorgesteld op het Salon van BRUSSEL in 1938. Het vertoonde de bijzonderheid om sturende achterwielen te hebben en werd aangedreven door een 2 cil. JAP motor van 600 cc of van 980 cc, die de voorwielen aandreef. Deze motor werd later vervangen door een RUBY van 950 cc die soepeler en stiller was. Dit binnenstuurmodel met twee deuren en vier plaatsen had een opengaand dak, was gebouwd rond een buizenconstructie en woog slechts 500 kg.

Er waren echter grote afstellingsproblemen en het project werd reeds in 1939 verlaten ten gunste van een klassieke voorwielaandrijving. De oorlog en het overlijden van Eugène MATTHYS maakten een definitief einde aan alle projecten van dit merk.

DEMISSINE (carrosserie D. DE RUYTER)     1901-1902
Bruxelles

In 1901-1902 bouwde de Brusselse carrosssier 0. DE RUYTER enkele kleine elektrische auto’s onder de merknaam DEMISSINE, die werden tentoongesteld op het Salon van BRUSSEL in 1902.

DENONVILLE    1939
rue Portaels 47, Bruxelles

De Belgische firma DENONVILLE bouwde in 1939 vrachtwagens en trekkers van 5 tot 30 ton, aangedreven door motoren van MAN en CUMMINS. Na de oorlog verdeelt deze firma vrachtwagens van de merken WHITE en SCANIA-VABIS..

DENS (L. & A. DENS FRERES)
Belgisch carrosseriebedrijf dat enkele zeer mooie koetswerken bouwde op MINERVA chassis. In 1928 een 12 pk type AN en in 1930 een cabriolet op M.B. chassis en een M-4 decapotable

DESIGN Benoît CONTREAU     1988-1990
rue Curtins, 1 – 4000 Liège

De jonge ontwerper Benoît CONTREAU ontwierp een kleine auto voor ERAD en realiseerde vervolgens een vrijetijdsbreak op basis van een Peugeot 205, hij werd in 1988 voorgesteld onder de naam NEPALA. Deze elegante ombouw werd gerealiseerd door polyester elementen aan de carrosserie toe te voegen, zonder de oorspronkelijke carrosserie te wijzigen of te versnijden.
Benedictus contreau realiseert on demand, uitvoerige studies van prototypes.

DE VOGHEL     1946
DE VOGHEL bouwde in 1946 een elektrische bestelwagen met 500 kg laadvermogen. Als eigenaardigheid had dit voertuig slechts drie wielen, het sturende voorwiel was ook het aandrijfwiel

DE WANDRE (Ets Fr. DE WANDRE)     1924-1925
Chaussée de Jette, 368 à Bruxelles

De DE WANDRE’s waren eigenlijk Ford T’s waarvan het chassis met 13,5 cm werd verlaagd en met 40 cm verlengd. De sierlijkere koetswerken waren gekenmerkt door een gestroomlijnd radiatorrooster en door volle wielen of wielen met stalen spaken. Er werden drie carrosserietypes aangeboden: roadster 3 plaatsen, een gesloten wagen en een landaulet.
Drie carrosserievarianten beschikbaar waren: 3 zits roadster, sedan of Town Landaulet.

DE WOLF
Belgisch carrosseriebedrijf dat o.m. in 1922 een zeer mooie gesloten wagen ontwierp op MINERVA chassis type PP, 20 pk, viercilindermotor.

 

D’HEYNE & BOVY     1902-1930
Ateliers de construction Albert BOVY, Sint Mariastraat 21, Sint Jans Molenbeek..

De historiek van deze firma is terug te vinden onder de naam BOVY. Deze auto’s, die vanaf 1902 werden gebouwd en vanaf 1904 werden verkocht, werden zelden D’HEYNE-BOVY, maar veeleer BOVY-D’HEYNE genoemd.

D’IETEREN    1805 – …
1805 Rue du Marais; Straat Wasserij – Brussel;

1832 D’IETEREN FRERES;
1857 Rue Neuve in Brussel;
1873 Chaussée de Charleroi in Brussel;
1906 Rue du Mail, 50 in Brussel
1919 Anciens Ets. D’IETEREN FRERES
1947 SA D’Ieteren NV

Ateliers de construction Albert BOVY, Sint Mariastraat 21, Sint Jans Molenbeek..

Na zijn overlijden in 1832, richtten zijn zoons Adolphe en Alexandre de firma D’Ieteren Frères op.
In 1857 vestigt Alexandre D’IETEREN zich in de Nieuwstraat, aan zijn vermaarde smederij voegt hij een schilder- en bekledingsatelier toe. In 1873 verhuizen de ateliers naar de Charleriosesteenweg waar de twee zonen van Alexandre, Alfred en Emile, het bedrijf vervoegen. In het laatste decennium van de 19de eeuw wordt de grote overstap naar de bouw van koetswerken voor automobielen gemaakt, zonder de bouw van paardenkoetsen echter te stoppen

In 1906 verhuist de onderneming naar Elsene, naar de Maliestraat 50. De zonen van Alfred, Lucien en Albert, nemen de leiding van de familieonderneming, die zich intussen ook Hofleverancier mag noemen, over. Vlak na de oorlog, in 1919, wordt de onderneming omgevormd tot N.V. onder de benaming “Anciens établissements D’IETEREN FRERES”. In de loop der jaren breiden de ateliers in de Maliestraat zich uit in het vierkant gevormd door de Malie-, Amerikaanse-, Tembosch- en Prévotstraat..

Vanaf 1926 worden de carrosseries van D’IETEREN ondermeer gemonteerd op chassis van Minerva, Isotta-Fraschini, Duesenberg. Het grootste deel van de productie is bestemd voor nieuwe buitenlandse markten zoals Argentienië, Egypte, Nederland, Spanje, Portugal, maar ook de V.S. Rekening houdend met de evolutie naar de productie van auto’s in grote reeksen, verzekert Lucien D’IETEREN zich van de distributie van grote Amerikaanse merken zoals PierceArrow, Auburn en, tengevolge van de crisis van de jaren ’30, gaat hij ook de auto’s en vrachtwagens van Studebaker (een Amerikaans merk, opgericht in 1852) importeren om ze vervolgens ook te gaan assembleren in de ateliers aan de Maliestraat, en dit vanaf 1935. Na de oorlog 1940-1945, een periode die de ontwikkeling van de onderneming onderbreekt, neemt Pierre D’IETEREN, zoon van Lucien, de leiding van de zaak over. Hij verwerft de exclusieve invoerrechten voor België van Studebaker, richt bijhuizen op in Luik en Charleroi, is van 1953 tot 1971 met “Difco” aanwezig op de Afrikaanse markt en verwerft de invoerrechten voor België van Volkswagen (1948); Porsche (1950) en Packard (1955). Porsche (1950) en Packard (1955).

Er komt een assemblagefabriek in Vorst en het verkoops- en servicenetwerk blijft groeien (200 punten in 1967, 300 in 1980). Op 20 jaar tijd, van 1950 tot 1970, zal de assemblagefabriek 835.236 voertuigen produceren (18.759 Studebaker personenwagens, 2.916 Studebaker vrachtwagens, 60 Packard, 16.560 Volkswagen bestelwagens, 636 Karmann-Ghia, 724 Posche roadsters en 795.581 VW Kevers, de miljoenste Kever werd in 1974 geproduceerd, dat werd uiteraard ook officieel gevierd).

Het is ook in 1974, intussen is Roland D’IETEREN aangetreden, dat de onderneming weer van naam verandert in de S.A. D’IETEREN N.V. en de exclusieve invoerrechten verwerft voor Audi-N.S.U. waardoor het distributienetwerk weer kan worden uitgebreid en de groep de eerste plaats gaat bekleden op de Belgische automobielmarkt vanaf 1979, met een spectaculaire groei in de verkopen, onder andere door het groeiende succes van de VW Golf vanaf 1974 en door het groeiend aanbod van Audi-modellen..

Met het Nationale Distributiecentrum van 40 ha dat in 1970 werd gebouwd in Erps-Kwerps, met aansluiting op de belangrijkste wegen- en spoorwegnetten en een goede verbinding naar de ruim 300 agenten en concessiehouders, blijft D’IETEREN een opmerkelijk voorbeeld van aanpassing aan de markt en de technologie sinds zijn oprichting, nu ruim 2 eeuwen geleden. De origine, de koets, is nog terug te vinden in het logo van de onderneming, dat werd gemoderniseerd in 1974, maar heeft zijn oorsprong niet verloochend.

DIETZ Charles     1801-1888
Deze van oorsprong Duitse ingenieur ging zich in Brussel toeleggen op de bouw van stoomvoertuigen, alvorens naar Parijs te verhuizen.

 

Dimma Design     1985-1991
Rue de Roterdam, 4 – 4000 Liège.

Ombouwer van kleine sportieve wagens (Peugeot 205, Renault 5 Turbo, Fiat Uno, Peugeot 309 GTI). De algemene lijn van de auto wordt bewaard, maar ze krijgen een wat agressiever uitzicht. Op he programma stonden ook opvoersets voor motoren en interieurkits met leer een edele houtsoorten..
Het biedt ook motoren en interieurs kits versierd met leer en kostbaar hout.

Direct (Société de construction Mécanique et d’automobiles)     1904-1905
Robert GOLDSCHMIDT, Boulevard Baudouin, 38 à Bruxelles.

Op het Salon van BRUSSEL van januari 1904, toonde MIESSE de “Direct” een voertuig ontwikkeld door Robert GOLDSCHMIDT, maar dat Jules MIESSE weigerde op de markt te brengen. Het ging om een grote auto zonder versnellingen, maar met een gesegmenteerde koppeling en een gaspedeaal. Het vermogen van de motor werd overgebracht op een transmissieas die op zijn beurt via dubbele kettingen de achterwielen aandreef
Dit was een grote auto zonder versnelling, met een koppeling segmenten en een versneller, de beweging wordt direct overgebracht naar een secundaire die de achterwielen aandrijft via dubbele ketens.
De beweging werd enkel bewerkstelligd door het gaspedaal en de koppeling die men liet doorslippen om te vertrekken, vertragen deed men door het ontkoppelingspedaal in te drukken. Het was uiteindelijk de firma DECHAMPS-BAUDUOIN die het voertuig trachtte te verkopen. Dat duurde echter niet lang. De Direct was aangedreven door een grote viercilinder van 40/50 pk. Robert GOLDSCHMIDT van zijn kant ging vervolgens stoomaangedreven vrachtwagens bouwen, die gebruikt werden in Congo.

DS (Dewaet & Stoewer)     1934
Bruxelles

Dit merk maakte zijn opwachting op het Salon van BRUSSEL in 1934 en stelde twee modellen voor: een 4 cil. van 1.466 cc en een 8 cil. van 2488 cc, ontworpen door de Duitse firma Stoewer, constructeur uit Pommern sinds 1899. Dat verklaart waarom de DS, naast de vermelding “licentie STOEWER” ook getooid was met het wapenschild van de stad Stettin. Enkel de montage gebeurde in België. Het interessantste model was de 8 cil. STOEWER GREIFF, een voorwielaangedreven auto met onafhankelijke vering en gesychroniseerde versnellingsbak.Er werden slechts enkele DS onder STOEWER licentie in België verkocht.

DUBRAY     1971
Super “V” eenzitter van Belgische makelij, verscheen in 1971. Michel DUBRAY testte zijn racewagen uitvoerig in Zolder en schreef hem voor het eerst in op de Nurburgring waar hij debuteerde op 30 mei 1971.

DUCHATELET (Carat Duchatelet international S.A.)     1968
Rue Winston Churchill, 413 à Liège.

Frédérick DUCHATELET, geboren in Bastogne in 1948, start zijn carrière in 1968 wanneer hij zich vestigt als carrossier in Luik. Naast herstellingen voert hij ook transformaties uit op Porsche, Jaguar en Ferrari

In 1981 wordt hij op het Salon van Genève ontdekt door de liefhebbers van luxeauto’s, in een periode dat transformaties op Mercedesbasis nog zeldzaam waren op salons. Het allereerste prototype, op basis van een Mercedes 450 SEL (W116), zal de sterren vervoeren op het Festival van Cannes, om daarna te vertrekken op marketingtounee in de Arabische Emiraten, waar de auto ook zal blijven. “Carat by DUCHATELET” was geboren, een harmonieuze synthese van de edelste materialen die seriewagens een exclusief karakter gaven, zonder dat aan de mechanische basis werd geraakt.

De transformaties aan de buitenkant variëren volgens de smaak van de klant, sommigen gaan zover om de techniek van Chinese lak te laten toepassen (22 uren spuitwerk voor 48 laklagen), de chroom te vervangen door bladgoud, of om te kiezen voor een verlaagde motorkap en grille in plaats van de karakteristieke rooster met ster..
Het talent van DUCHATELET komt pas echt tot zijn recht in de interieur aankleding: zestien met zorg uitgekozen vellen (het leer komt uit Oostenrijk en wordt in de massa gekleurd) zijn er nodig om het interieur met vier afzonderlijke volledig elektrisch bediende zetels en een centrale console die de binnenruimte over de ganse lengte in twee deelt, te bekleden. Het dashboard, deurelementen en elektrisch bediende klaptafeltjes zijn uitgevoerd in gelakte notelaar, metalen accessoires komen van bij Cartier, het kristal van bij Val Saint Lambert.

De transformaties aan de buitenkant variëren volgens de smaak van de klant, sommigen gaan zover om de techniek van Chinese lak te laten toepassen (22 uren spuitwerk voor 48 laklagen), de chroom te vervangen door bladgoud, of om te kiezen voor een verlaagde motorkap en grille in plaats van de karakteristieke rooster met ster.

Naast een departement “bepantsering” dat in 1983 werd opgericht en een groeiend aandeel had in de activiteiten van de firma (50 % van het zakenijfer), ging DUCHATELET zich vanaf dat jaar ook toeleggen op het maken en verkopen van “Carat accessoires”. Hiermee werden betaalbare personaliseringskits (zowel voor de carrosserie als voor het interieur) op de markt gebracht via een netwerk dat zich niet beperkte tot Europa, maar ook afzet vond van de V.S. tot het Midden Oosten. DUCHATELET transformeerde op zijn hoogtepunt zelfs een Rolls Royce Silver Spur, die niet enkel met een meter werd verlengd, maar waarvan ook het interieur volledig opnieuw werd gemaakt! Een ander uniek model was een Mercedes 500 SEC met vleugeldeuren, volgens een origineel ontwerp van de Zwitserse designer SBARRO.

DUCHATELET werk met een vijftigtal personen en produceert gemiddeld een auto per week volledige ombouw inbegrepen. De voornaamste afzetmarkten van de “Carat” bevinden zich in het Midden Oosten, Japan en de Verenigde Staten

DUNAMIS     1922-1924
Automobiles DUNAMIS – Antwerpen

In december 1922 stelt de Antwerpse tabaksmagnaat Theo Verellen op het Salon van Brussel een nieuwe luxueuze auto voor, aangedreven door een 8 cil. in lijn (70 x 110) van 3.386 cc met zijkleppen, drieversnellingsbak en remmen op de vier wielen. Het ging om een lang chassis, dat met carrosserie zou worden verkocht, hetzij als binnenstuurmodel, hetzij als torpedo (laastgenoemde voor 60.000 BEF. Er werden slechts twee prototypes gebouwd en geassembleerd in de fabriek van MIESSE. De DUNAMIS werd nog eens geëxposeerd op het Salon van Brussel, eind 1923, maar verdween daarna uit de belangstelling.

DUREYA     1899-1903
(V. Construction Liégeoise Automobile, rue Lairesse, 83-85 – Liège)

In het najaar van 1899, het bedrijf Bouw Liégeoise Automotive verwerft de Eind 1899 verwerft de firma Construction Liégoise Automobile, de licentie voor de bouw van een kleine vierwielige auto van de Dureya Power Company uit WATERLOO, IOWA, V.S. 
in Brussel door de garage van het merk op 147, avenue de l’Hippodrome verspreid, is het genoeg had weinig succes en de bouw stopte in 1903.
De geschiedenis van deze productie werd gepresenteerd onder de naam Construction Liégeoise Automobile.

DYLE & BACALAN     1906
Het metaalbedrijf Dyle & Bacalan was in het begin van de 20ste eeuw een belangrijke leverancier van chassis in geperst staal, en leverde aan heel veel constructeurs. In 1906 wou de firma zelf auto’s gaan produceren en bouwde twee of drie grote auto’s. De firma verkoos echter om verder chassis te leveren en stopte snel met de eigen automobielproductie.